Opbouw van een muziekles/OB

Inhoud: 1. OB les in het het speellokaal

1.OB LES IN HET SPEELLOKAAL met bepaald thema of onderwerp. Duur± 30 minuten 

1.Beweging 2. zang/dans 3.ritme 4.instrumenten/of spel (een vaste opbouw in een complete les)

images

1.BEWEGEN als intro: In het speellokaal: Mogelijkheden: Lopen op ritme van de trom. (lopen, huppelen, rennen, sluipen, enz.) Jonge kleuters leren om te luisteren en ritmes herkennen en echt te stoppen als de muziek ook stopt.

Oudere kleuters kunnen na een aantal lessen met hun voeten een simpel ritme meestampen of de rol van de leerkracht overnemen op de trom.

Bewegen bij liedjes zoals: wie niet lopen wil,  het regent het regent, stapperdestap, eekhoorn, of een ander lied. Wees creatief en verzin zelf een beweging die past bij het liedje of laat de kinderen iets bedenken.

COMBINEER LUISTEREN MET BEWEGEN. Voorbeeld: Bij het lied stapperdestap* vroeg ik aan de kinderen na het lopen, welke schoenen trekken we nu aan? (laarzen*) Hoe loop je daarop?(springen). Vervolgens het lied zo zingen enz.

*Tekst: Stapperdestap daar kom ik aan. Met mijn mooie schoenen aan. Stapperdestap nog tot heel laat, gaan de schoenen door de straat.

*Springerdespring daar kom ik aan. Met mijn mooie laarzen aan enz.

De volgende les kunnen de oudere kinderen het lied meezingen en tegelijkertijd bewegen.

1 a.DANSEN: er zijn veel dansspelletjes die voor zich spreken. Het zigeunermeisje, we maken een kringetje, ik heb een brilletje. Let er op dat de kinderen zingen en jij zo min mogelijk.

Zoek leuke dansmuziek uit die past bij je thema. Laat de muziek horen. WAT HOREN DE KINDEREN?  Laat het ze vertellen. Kies een paar kinderen uit die  graag willen dansen enz.

singing_children

2.ZINGEN*: Van te voren kun je zangoefeningen doen. Heb je een herfst thema dan zing je b.v. tikketikketik op 1 toon. Voordoen en nadoen. Solo’s en allen. Goede gehooroefening. 

Zing het lied van je keuze voor. Hoe vaker hoe beter. Maar elke keer geef je de kinderen EEN OPDRACHT OM TE LUISTEREN OF TE DOEN. Bijvoorbeeld: Vragen stellen over de tekst. Mee klappen bij een bepaald woord of zinnetje. Een klein stukje meezingen enz. De tel meetikken ……een kort liedje leren ze wel in een les. Een langer lied kost meer tijd. Een andere keer ga je dan weer verder.

  • Zing wat hoger dan je eigen spreekstem, anders kunnen kleuters de juiste toonhoogte niet overnemen.

Een volgende les ga je weer verder met dit nieuwe lied. Verzin er een klapbegeleiding of beweging bij. (b.v. een paar woordjes in de tekst meeklappen)

DSC_0208

3.RITME: KLAP OF SPEEL EEN RITME* van een bekend liedje. (van een vorige keer b.v. Eekhoorn eekhoorn met je lange staartje) Herkennen ze het? Wie kan dit ook klappen? Zing en speel het lied.

  • RITME = De woorden van een liedje

images

4.PAK INSTRUMENTEN erbij en combineer zang met het ritme van het lied. Bij voorbeeld: Speel eekhoorn eekhoorn op een instrument(2x) en zing de rest van het liedje. Eerst met weinig instrumenten, dan met meer. Geef zoveel mogelijk kinderen een beurt zodat ze de ervaring krijgen in het spelen op een instrument.

4 a.INSTRUMENTEN: Leg de gebruikte instrumenten in het midden van de kring. Kinderen eromheen. NOEM DE NAAM van een instrument. Wie weet waar hij ligt? Het kind speelt erop. Je kunt vragen stellen over de KLANK (lang, kort, rammelend enz) Nog eens luisteren….Je kunt een bekend liedje met elkaar zingen en laten BEGELEIDEN door instrumenten. 

Een volgende les kun je vragen hoe de instrumenten heten. En een gehoorspelletje doen.

Bij de oudere kleuters kun je instrumenten op deze manier laten SORTEREN in groepen. Stel vragen. Welke lijken op elkaar? (b.v. houten, metalen, trommels, rammelende…) 

In een volgende les ga je verder met de groepen instrumenten. Kinderen kiezen een instrument. Een “dirigent” kan aanwijzen welke groep mag gaan spelen.